Terug naar… 28 maart 1896

In het Handelsblad een verslag van een lezing die gegeven werd door de heer P.G. van Schermbeek, directeur van de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek. Er bestaan ongetwijfeld mensen die boeiend kunnen vertellen over de productie van tapijten. Het lijkt er echter op dat de heer P.G. van Schermbeek niet tot die selecte groep stervelingen behoort. Een klein stukje uit het lange, lange, lange verslag:

Na de pauze kwam [spreker] tot de Brusselsche en Wilton-tapijten, die met roetjes vervaardigd worden. De Brusselsche tapijten zijn reeds sedert het einde der vorige eeuw bekend. Toen zij uit de hand gemaakt werden, kon een werkman de 6 meter per dag halen, nu het machinaal geschiedt 35 meter. [Spreker] trad in eene uitvoerige beschouwing omtrent de vervaardiging der Brusselsche en Wilton-tapijten, en de verbeteringen, die naar aanleiding daarvan uitgevonden zijn, waardoor men het zoover heeft kunnen brengen, dat volgens elke teekening geweven kan worden, bijv. het Axminsterweefsel, dat echter het nadeel heeft, dat eerst een patroon van geheele grootte moet gemaakt worden. Voor een kleed van 5 bij 6 meter moet een reep in verschillende kleuren geverfd worden van 6 K.M. lang. Van zulk een reep kan men evenwel 200 kleeden van hetzelfde patroon maken, zoodat deze fabricatie niet de moeite loont, wanneer men van een patroon niet veel vraag heeft.

Gaap! Ik behoor natuurlijk tot de MTV-generatie, dus het kan best zijn dat een negentiende-eeuwse toehoorder op het puntje van zijn stoel gaat zitten als het over roetjes gaat. De volgende passage doet me echter vermoeden dat het publiek de lezing net zo saai vond als ik:

Inlichtingen werden door de aanwezigen niet gevraagd, zoodat de voorzitter, de heer C.B. Posthumus Meyjes, namens de vergadering, den dank aan den heer Van Schermbeek voor zijne belangrijke lezing bracht.

Blijkbaar wilde iedereen zo graag naar huis dat niemand een vraag wilde stellen of mensen waren simpelweg in slaap gesukkeld…

Daarnaast heeft de krant het volgende bericht overgenomen uit de Dordrechtsche Courant:

Een bekende stadgenoot komt onlangs voor het loket aan het telegraafkantoor en wil naar Uruguay seinen.
Dat ging uitstekend.
Toen moest er naar Papendrecht geseind worden.
Dat ging niet.
“Maar — en hier helderde het gelaat van den telegraafambtenaar op — “bent u niet telephonisch aangesloten?”
— ?! Het bleek dat onze stadgenoot voor telephonissche telegrambestelling was aangesloten.
— Dan kunt u wel seinen.
— Goed, wilt u dan…
— Nee, pardon meneer, u kunt dan wel seinen, maar alleen van uit uw huis.
— Kan ik dus niet…
— Onmogelijk meneer…
Eu onze stadgenoot ging dus van het telegraafkantoor naar zijn huis om… te kunnen telegrapheeren.

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF