Terug naar… 6 maart 1896

Ik wil vandaag een vrolijk en een treurig bericht bespreken. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik een tijdje getwijfeld heb over de volgorde waarin ik deze twee berichten ga presenteren. Eerst wilde ik eindigen met het vrolijke bericht. Wellicht dat ik de lezer daardoor toch met een opgewekt gemoed achterlaat. Maar het treurige bericht is zo hartverscheurend treurig dat geen enkel bericht – hoe vrolijk ook – de stemming daarna nog kan opvijzelen. Laat ik daarom maar beginnen met het vrolijke bericht. Een professor, Marvin Clarck genaamd, heeft de taal van katten bestudeerd. Opmerkelijk genoeg heeft hij ontdekt…

dat de kattentaal veel heeft van het Chineesch. Zij is volgens den professor “melodieus, zoetvloeiend en aangenaam”. Clark heeft bij zijn onderzoek 600 kattenwoorden leeren kennen. De geluiden beteekenen dikwijls hetzelfde en wijken alleen in toonhoogte en toonval af. De menschen hebben tot nu toe altijd gedacht, dat de kattengeluiden, vooral ‘s nachts, al werden ze nog zoo dikwijls herhaald, toch hetzelfde beteekenen.

Wat zou hij nog meer ontdekt hebben? Dat katten twintig woorden hebben voor wol? In ieder geval is zijn onderzoek – woordspeling-alarm – niet voor de poes!

Enfin, dan nu het treurige bericht:

In het lieve weertje, dat we dezer dagen hebben, stond in de Sarphatistraat bij het Frederiksplein een mager bleek meisje van een jaar of zeven met een tricotje en een kort rokje aan, met bloote armen en hals, die blauw zagen van de koude, te schreien. Op den grond lag een versleten manteltje, waarop het kind, als er maar iemand naar haar wilde kijken, “kunsten” deed, buitelingen vóór- en achterover en dergelijke meer. Maar de menschen keken niet; zij bleven in den kouden regen niet staan: en het kind snikte: “Ik heb nog niets verdiend”.

Iemand, die het kind vroeg, waar zij woonde, meende uit het herhaaldelijk zeer onduidelijk gegeven antwoord te verstaan, dat zij thuis hoorde in een kermiswagen, die te Diemerbrug stond.

Men vraagt ons, of aan zoo iets afschuwelijks niets te doen is. Neen, niet veel. Het kind zou wegens bedelarij misschien opgepakt kunnen worden, maar men zou wel niet veel anders kunnen doen, dan het aan de ouders terugbrengen. En de ouders? Straffen kan men ze niet; hun kind ontnemen evenmin.

De krant voegt hieraan toe dat dit soort Dickensiaanse toestanden in Londen tenminste nog bestraft worden. Daar kun je als ouder een boete krijgen of in de gevangenis belanden als je je kind uitbuit. Ik vind het inderdaad ongelooflijk dat in Nederland ouders hier mee weg kunnen komen. Hoe kun je als maatschappij in vredesnaam toestaan dat kinderen zó behandeld worden? Als je een stoomtrein kunt laten rijden van Limburg naar Groningen, dan moet het toch ook mogelijk zijn om een soort van kinderbescherming op te richten? Waarom wordt er geen actie ondernemen? Waarom lijkt men zich in 1896 meer druk te maken over die achterlijke Boeren in Zuid-Afrika dan om het lot van kwetsbare groepen in eigen land?

Het valt overigens te hopen dat het arme kind alleen maar hoefde te bedelen en niet ingezet werd als prostituee. Ik vrees echter het ergste…

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF