Terug naar… 28 mei 1896

Op de Nieuwezijds Voorburgwal vonden gisteren mysterieuze werkzaamheden plaats. Een Martin Bril avant la lettre beschrijft op treffende wijze het tafereel:

Op den Nieuwe Zijds Voorburgwal liep gisteren een heer, die met geheimzinnige blikken dan eens naar de lucht, dan weder naar de straatsteenen tuurde.

Hij droeg een ronden hoed op het hoofd en een vel papier opgerold onder den arm. Nu en dan bleef hij staan en beschouwde zeer aandachtig de steenen van het verhoogde voetpad.

Eensklaps kreeg zijn gelaat een gelukkige uitdrukking, zijn lippen mompelden Eureka, en met snelle schreden verdween hij….

Kort daarna verschenen vier mannen, met gereedschappen en een handwagen met planken, op de plaats, die reeds zoozeer de aandacht begon te trekken. IJverig togen de mannen aan het werk. De planken werden samengetimmerd tot een schutting om een ruimte van ongeveer twintig vierkante meter, midden op het voetpad. Toen dit planken hek stond, werden de steenen voorzichtig losgebroken en aan drie zijden van de schutting zorgvuldig opgestapeld. Het scheen dat er een borstwering moest worden gezet — of een barricade…….

De mannen begonnen een gat te graven van ongeveer cirkelvormige gedaante, en de aarde uit het gat netjes op te stapelen in den vorm van een barbette of geschutsemplacement. […]

Het werd een vrij diep gat, en nog steeds groeven de mannen voort, altijd meer aarde opwerpend tot een geschutbank. Het geheele ding begon langzamerhand werkelijk te gelijken op een dier vluchtige versterkingen, die de artillerie bij manoeuvres wel voor haar vuurmonden inricht.

Dit wekte de nieuwsgierigheid van omstanders:

Een grappenmaker stond te vertellen, dat bij de demping van de gracht de pet van een der werklieden was zoek geraakt, en dat telkens pogingen werden aangewend om die pet terug te vinden.

Maar dat klonk al te onwaarschijnlijk om geloof te vinden.

“Het is voor een telephoonpaal”, meende een ander.

“Welnee, ‘t is voor de waterleiding”, zeide een derde.

“Of voor de electrische tram?” waagde iemand schuchter op te merken.

Een minachtende blik was zijn deel. Verpletterend zwijgen volgde. Het moest minstens een provinciaal wezen, die durfde denken, dat wij, in Amsterdam, nu reeds electrische trams zouden zien….

De mannen werkten ondanks het warme weer de hele dag door. Toen het donker werd, gingen ze naar huis. Vanochtend kwamen een aantal heren in alle vroegte het werk bekijken:

Tegen negen uur kwam een indrukwekkende stoet de straat in. Voorop een heer, met grijze haren en een hoogen hoed. Dan drie heeren, wat jonger naar bet uiterlijk, en met ronde hoeden op. En eindelijk driemannen met petten en blauwe boezeroenen.

Die allen plaatsten zich bij het geheimzinnige gat. Het was alsof er een begrafenis plaats had. Lang stonden zij, en spraken met breede armgebaren als hielden zij sombere redevoeringen, afgebroken door snikken, bij de plaats waar het geheimzinnige plan van dien geheimzinnigen kuil werd ten grave gebracht.

Toen, als bezield met nieuwe hoop en nieuwen moed, hief de grijze heer met den hoogen hoed het hoofd op. Hij verwijderde zich van de plaats des onheils en wees met geheimzinnige gebaren naar het midden der straat.

De heeren met ronde hoeden knikten toestemmend; de mannen met petten ook.

De hooge hoed groette, en bewoog zich in de richting van het Paleis.

De lage hoeden groetten en vertrokken in de richting van Concordia.

En de mannen met petten wierpen het geheimzinnige gat weder toe, dat gisteren met zooveel zorg en inspanning was gegraven. Andere geheimzinnige werkzaamheden, waarvan de omvang nog niet te bevroeden is, zijn hierop gevolgd. Een locomobile is gehaald, en een bok. Er wordt een nieuw gat gegraven, midden op den Voorburgwal! Kinderen spelen op de plaats, waar gisteren de noeste werkman in het zweet zijns aanschijns een kuil dolf…..

Naar wij vernemen zal er midden op den N. Z. V. B. een telephoonpaal worden geplaatst.

Een beetje een anticlimax…. Daarnaast publiceert de krant een telegram van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Blijkbaar is het offensief in Atjeh een groot succes:

Eergisteren beweging voortgezet tot Kroeng Raba, terwijl Lepong door de marine getuchtigd werd. Vijands sterke stellingen in de VI en IV Moekims alle genomen en hij verdreven. Zijn verliezen nog onbekend, maar alleen bewesten den weg van Lam Djamoe naar Anak Paja 78 dooden gevonden. Gisteren zouden de troepen na vernieling der bentings naar huis gaande binnen de linie terugkomen. De vierdaagsche operatie is uitgevoerd onder de bevelen van kolonel Sternfoort. Eergisteren gesneuveld één inlandsch fuselier, gewond 14 Europeanen.

De correspondent van het Handelsblad die zich nu in Moskou bevindt, doet ondertussen verslag van de “gouden stoet”: een schier eindeloze processie van hotemetoten die onderdeel uitmaakt van de kroning van Nicolaas II. Toen de tsaar voorbijreed, kon de correspondent goed het uiterlijk van de nieuwe heerser bestuderen:

Neen, een aangenaam uiterlijk is het niet, dat van Nikolaas II, autocraat van alle Russen. Ik kon het ten minste niet vinden. Een niet zeer groote, vrij tengere gedaante, wèlgezeten op zijn vurig paard, met onrustige, heen en weer zwervende oogen die door het eenigszins voorovergebogen hoofd wat onder de wenkbrauwen doorkijken. Een onaangename koude, zelfs harde trek om den mond. Neen, sympathiek is deze monarch niet in zijn uiterlijk voorkomen; de portretten die men van hem ziet, zijn zeer geflatteerd.

De enorme inzet van soldaten, agenten en verklikkers suggereert dat niet iedereen gelukkig is met de tsaar. Zo’n processie is voor deze ontevredenen natuurlijk een prachtige kans om een aanslag te plegen… De correspondent vermoedt daarom dat de tsaar blij is dat hij weer in het Kremlin zit:

Hij zal zich nu wel wat verruimd gevoelen, de machtige keizer die midden in den gouden stoet minder veilig was dan de armste moezjiek op een van ‘s Keizers goederen en die minder vrijheid bezit bij al zijn autocratische macht dan een armzalige mosch die de broodkruimels van ‘s Keizers dienaren oppikt.

Hoe zou het hem te moede zijn geweest tusschen al dat goud dat hem toch even weinig als alle voorzorgsmaatregelen kon beveiligen tegen wellicht wachtende boosheid in de oogen van die aaneengemuurde soldaten en in de harten van de duizenden daarachter?

Bron

  • Print
  • Facebook
  • Twitter
  • Google Bookmarks
  • PDF